jctvHOME

: 08.07.2010

 

 

 

   
 

Drie meisjes komen de trein binnen in Dordrecht. De eerste, een meisje met een zwarte muts en dik zwart gemaakte ogen en een hoekig, alledaags gezicht maakt Wajangpopachtige gebaren en voert de boventoon in een scherpe, kakelende stem. “Ik heb het écht koud (…) Ik was echt dood stoned, Ah jeeh, er zit airco in de trein, ik kan helemaal niet tegen airco. ZET DIE AIRCO UIT! Hahaha. Ik voel me nu echt al ehh…. Dan krijg ik ZULKE ogen.. echt joh. Krijg ik in ieder geval z’n aandacht… héhéhé: ‘ik heb ZULKE ogen: heb jij lekker niet he?’” (…) “Nou als het goed is hebben ze in die zaal geen airco. Nee daar hebben ze alleen maar van die dertienjarige metalheads die zweten.” Ze spreekt hard, veel harder dan nodig om met haar twee rivaaltjes te communiceren; wij moeten het horen, wij zijn het klankbord, de anderen; haar zelf is het zelfveronderstelde beeld in de reflectie van de afkeurende blikken die de overige reizigers haar toeschieten. Die kent ze. Daar speelt ze mee. Ze gaat nog harder praten. Een zelf dat via het andere leeft heeft veel lucht nodig om de ruimte van haar zelfbeeld te vullen. Uit de verdere conversatie blijkt dat haar tegencultuur een bijzondere spiegelkamergeometrie gehoorzaamt. We hebben hier, vermoed ik, te maken met wat ik graag het Johnny Guitar Watson syndroom noem: mensen die in een tegencultuur terechtkomen maar daarmee niet ontstijgen aan de wens de normen en waarden van hun verrassingsloze thuiscultuur te willen bevestigen. Hun tegencultuur is niet de herwaardering van alle waarden, het is geen autonome zoektocht naar het betere, het is slechts een initiatierite waarbij irritatie en wrevel bij anderen, de waan van een autonoom bestaan mogelijk maakt. Alledaagse waarden, wensen en angsten blijven de wereld en alles wat daar goed en slecht in is bepalen. Niettemin zijn deze waarden, wensen en angsten niet minder tastbaar, naakt en rauw in hun consequenties. Misschien kan ze geen leuke kerel vinden, is ze mishandeld, heeft ze wrok en venijn van haar ouders aangeleerd als houding jegens de wereld; in ieder geval geniet ze zichtbaar van haar geüniformeerde vrijheid, ze meent hier haar ware zelf te hebben. Dat zal zondermeer zo zijn.


De meisjes zijn alle drie in het zwart, kleren die hun kromme, hoekige en pneumatisch geperste, onvolwassen lichaampjes benadrukken; ze hebben ringetjes door hun neus, lippen, tong en oren; hun bleke, hier en daar rood uitgeslagen huid zit vol tatoeages en hun scherpe ogen vol uitdagende levendigheid rijmen niet met hun onzekere mond, of juist wel. Eén is wat dik en zit alleen aan stuurboord; de anderen zijn dun en zitten samen aan bakboord. Eén van deze meisjes staat op. Ze heeft een gebogen, bijna gebochelde rug en hangende ronde schoudertjes. De woorden van een heavy metal lofzang staat over de lengte van haar ruggenwervel getatoeëerd in de dreigende sierlijkheid van Gotisch Duitse letters. Ze loopt, niet helemaal overtuigd van de indruk die ze maakt op anderen, naar de WC. Ze heeft geen billen, haar heupen zijn naar voren geknikt, haar lippen vol zilveren ringen zijn blauw en gezwollen, haar tanden geel; het is een jong meisje, 16, of net 17 misschien. De conversaties lopen door elkaar, ik hoor niet echt wie wat zegt: “Er snurkte echt iemand naast ons. Ja da’s kut hé? Schelden! Hihihihi En toen gingen we ze wakker maken, nou: HOU JE BEK… KUTWIJF HEHEHE. Ik ga even naar de WC. (…) OH DA’S LUX, lijkt wel een koelkast. Ja? nou, ik ga altijd pas als ik weer thuis ben, dan zit ik echt een half uur en dan ga ik zo AAAAHHHH!,. zo vies die WC’s. Shit, een nachtmerrie. (…) Kut. Kanker, ik ga niet mee. Maar als Nederland wint hé, dan heeft ie gezegd dat ie in een Nederlandse vlag naar werk gaat. OH NOOH, nou dan hoop ik dat Nederland verliest.(…) ‘Ben jij lid van het wereld natuurfonds?‘ Vroeg ’ie, Ik zeg dus jaaA, en dan zegt zij, ‘OH, sinds wanneer dan?’ ‘Nou nee,’ zei ik toen, ‘maar dat maakt toch niet uit?’ Hahaha.” Het is Tilburg, de meisjes stappen uit. De mannen achter hun laptop blazen hun longen vol irritatie langzaam uit. De voetstappen van een grote man in een rood hemt zijn hoorbaar. De deur gaat open. Ik hoor nog net het meisje in de zwarte muts: “TAK! Hahe hi ha.” Weg. Nu ritselt er een krant achter me.

 

Contact me at: jacob@voorthuis.net

copyright © jacob voorthuis 1994-2010

All written material on this page is copyrighted.

Please cite Jacob Voorthuis as the author and Voorthuis.net as the publisher.