De Tijd 15 November 1995: Ren door de mensen
Een
paar dagen geleden had ik me in laten schrijven voor een korte twaalf kilometer
door de stad Kingston: de Foska-Oats Fun Run. Tegen de zon had ik vóór de start
een rode hollandse zakdoek om mijn hoofd geknoopt. En daar stond ik, enigszins
uitgezakt tussen goddelijke, zwart-glimmende lichamen in korte broekjes en
overal een zware romige zweetlucht waarbij alles dijnsde in een gedecideerd
rhythme van kracht en uithoudingsvermogen. Oude rasta-mannen met stevig
uitgedikte haar-kluwen die meer weg hadden van gebruikte pannesponsjes dan
leeuwemanen, stonden met een eeuwige rust te wachten op vervormde blote voeten
met harde leren zolen, nimmer gedisciplineerd door de maat van schoenen. Het
vel van die mannen was uiterst fijn getekend door de spieren die er onder trokken.
We stonden allemaal in een grote hoop
voor de start lijn. Mijn witheid werd alleen bekeken vanuit de witte hoeken van
hun ogen. Wit is hier een zijdelingse kleur, ongewoon en onverwacht. Hun
gezicht bleef strak naar voren kijken. Opeens hoorden we een groot kabaal van
achteren, alle renners moesten opzij om een speciaal ingehuurde oude ambulance
door te laten. Op zijn beurt trok die nog een paar stoere roestende Lada’s met
jonge, hard-geschoren hoofden door de leegte van de nastroom heen. Toet, toet!
En toen, pang! Rennen, en
onafgelaten kommentaar: “He Whitee, run,” “gonna bust you rass, Bloodclaatt!”
(een ver-fijnde verwijzing naar mijn Hollandse zakdoek. Ik weet nog steeds niet
of dit nou “blood clot” moest betekenen, of “blood cloth”. Het laatste is een
zwaarder wegend predikaat heb ik me later laten vertellen. Een buschauffeur vol
schaterende zitters: “Eh Boss, don’ boddah wid dat runnin, betta taek die bus”
“Eh schoolboy” (naar een jonge renner achter mij) “catch die white man, nah”
Maar nog veel meer aardig en bemoedigend geschreeuw. “Com nah man, nat far to
go” “You doin’ good whitee” Na zes
kilometer hield ik het voor gezien en loop naar de finish. Te heet. Over twee
weken ga ik weer.