De Tijd 15 November 1995: Rennen door de schepping.
Vanochtend vroeg, nog in het donker, ben ik gaan rennen over
de dijk rondom het reservoir langs de universiteit. De grijze pelikanen lagen
still met hun snavels netjes weggevouwen in hun veren, de kleine witte zilverreigers
lagen zacht te kakelen in hun overvolle boom waarvan een warme poeplucht over
het drinkwater uitwazemde. Alleen de raggebollige ijsvogel zat er met enig
fatsoen en daadkracht bij, hij deed verder niets.
Terwijl ik rond hobbelde (ik ben weer aardig dik) werd in een kloeke twintig minuten het licht van het donker gescheiden. Eerst was het pikzwart, even later een diep indigo blauw, en opeens werden de wolken goud met een afschuwlijk zalmkleurtje en langzaam werden de donkere lichamen van mijn medemensen zichtbaar: dik, dun en erg dik en dun. Dat van die schepping in zeven dagen geloof ik nu wel weer, Hij deed er vandaag immers slechts twintig minuten over.